donderdag 25 september 2014

Mijn eerste poster...

Als gevolg van een ietwat a-typisch promotietraject - zonder enig conferentiebezoek - ben ik er wat laat mee, maar hier is-ie dan: mijn eerste conferentieposter. Met dank aan collega's Driek Heesakkers en Matthieu Uittenbogaard voor hun meedenken!

Poster voor de 4th Plenary van de Research Data Alliance (RDA) in Amsterdam, 22-24 september 2014.

vrijdag 15 augustus 2014

RDM Ondersteuning: de website

Bron: RDM-brochure University of Leicester
Na het trainen van mijn collega's is het inrichten, vullen en online brengen van een website over research data management de tweede grote klus binnen mijn project. Voor het maken van een aparte UvA-website over onderzoeksdata-management heb ik een aantal redenen:
  • omdat in workshops of trainingen niet (altijd) alle aspecten van research data management de revue kunnen passeren, is het prettig om naar een online bron te kunnen verwijzen;
  • een helpdesk zal niet 24/7 bemenst kunnen zijn, terwijl onderzoekers een website wel 24/7 kunnen raadplegen;
  • de informatie op bestaande websites over onderzoeksdata en datamanagement is niet (altijd) afgestemd op een Nederlandse context of UvA-omstandigheden;
  • op de website van de Bibliotheek stond wel een pagina over dataopslagvoorzieningen, maar onderzoeksdatamanagement omvat meer dan opslaan alleen en die ene pagina zou binnen de structuur van de Bibliotheekwebsite lastig uit te breiden zijn;
  • informatie over onderzoeksdatamanagement op de Bibliotheekwebsite onderbrengen zou, ten onrechte, de indruk kunnen wekken dat het ondersteunen van onderzoeksdatamanagement aan de UvA alleen het werk van de Bibliotheek is.
Een aparte RDM-website dus... maar welke informatie moet daar te vinden zijn en welke indeling zorgt ervoor dat onderzoekers snel de pagina vinden die ze nodig hebben?

Net als bij het voorbereiden van de RDM-training van mijn collega's begin ik met een uitgebreid vergelijkend warenonderzoek, dit keer van bestaande universitaire webpagina's over research data management. Met het Nederlandstalige aanbod ben ik vrij snel klaar: eigenlijk bieden alleen de Universiteitsbibliotheken van Leiden en Utrecht meer dan een online equivalent van een (half) A4'tje. Mijn inspiratie komt - opnieuw - vooral uit Groot-Brittannië, van de universiteiten van Leicester en Bath en de London School of Hygiene and Tropical Medicine (LSHTM).

De kern van de RDM-website van de University of Leicester bestaat uit vier rubrieken: Create, Organise, Keep, en Find and Share. Die thema's vormen voor onderzoekers een heldere ingang, vanuit wat hij of zij met data wil gaan doen. Dat spoort met de adviezen over web task management van Gerry McGovern wiens nieuwsbrief ik al een tijdje met instemming lees: vul je website niet met wat jij allemaal te melden hebt, maar vraag je af wat een bezoeker op jouw website komt doen en richt je website(navigatie) zo in dat hij of zij dat snel en eenvoudig kán doen.

De RDM-pagina's van de University of Bath hebben een soortgelijke indeling als die van Leicester, maar daarnaast is op de openingspagina alle informatie ook nog eens gerangschikt naar stadium van het onderzoek: onder de vraag "What to do when..." staan in drie blokken links naar pagina's die relevant zijn tijdens het plannen, tijdens het uitvoeren en tijdens het afronden van een onderzoeksproject. Dat biedt onderzoekers een tweede ingang, vanuit het stadium waarin zijn of haar onderzoek zich bevindt. De RDM-website van de LSHTM blinkt vooral uit door volledigheid: deze website bevat informatie over onderwerpen die ik op andere RDM-websites niet of niet zo uitgebreid ben tegengekomen.

Op basis van met name deze drie websites zet ik een structuur voor de RDM-website van de UvA in elkaar. Basisinformatie die toepasbaar is in alle vakgebieden wil ik onderbrengen in vier secties: Plannen, Organiseren, Opslaan en Delen. Voor elk van deze secties maak ik een lijstje met onderwerpen (pagina's) die erin moeten komen. Informatie over ondersteuning en training komt, net als op de websites van Leicester en Bath, in een aparte sectie Ondersteuning. Naar voorbeeld van het centrale UvAweb en de website van de Bibliotheek komt er ook een sectie Disciplines. Daarvoor schrijven mijn informatiespecialistcollega's, als eindopdracht van hun training, elk een pagina over research data management in hun eigen vakgebied.

De basisteksten schrijf ik zelf. Dat doe ik in eerste instantie in een Worddocument, één pagina voor elke webpagina die er moet gaan komen. Om de haverklap raak ik in dat bestand de weg kwijt: ik scroll me een ongeluk om 'even' te kijken wat ik op een vorige of latere pagina ook alweer geschreven heb, en daardoor schiet het schrijven niet op. Nadat ik op het idee kom de teksten in een Google Site te zetten, verlies ik het overzicht niet meer en gaat het schrijven een stuk sneller. Ook kan ik, als ik bijna klaar ben, mijn collega's beter laten meekijken: voor hen is de Google Site een stuk prettiger om te bekijken dan een Worddocument waaraan maar geen einde lijkt te komen.

Aanvankelijk heb ik tijdens het schrijven steeds ten minste bovenstaande drie, en vaak nog meer RDM-websites open staan. Dat lijkt handig, maar te veel inspiratie blijkt verlammend te werken. Als ik mezelf erop betrap dat ik meer zit te vertalen dan dat ik eigen teksten schrijf, gooi ik mijn browser dicht en zoek ik de presentaties op die ik voor de training van mijn collega's gemaakt heb. Ik gebruik ze als handvat en schrijf slides uit tot lopende tekst, en controleer aan de hand van de slides of ik in de webtekst niets vergeten ben.

Tijdens het schrijven besluit ik de rubrieken Organiseren en Opslaan in elkaar te schuiven tot één rubriek Bewaren. Over het organiseren van bestanden heb ik niet genoeg schrijfstof om een aparte rubriek te rechtvaardigen; bovendien zijn organiseren en opslaan nauw met elkaar verbonden: opslaan zonder te organiseren is 'n slecht plan, en organiseren zonder opslaan wordt lastig. In een rubriek Introductie breng ik een pagina over het waarom van onderzoeksdatamanagement onder; in deze rubriek staan - naar voorbeeld van Bath - ook de pagina's Voor onderzoek, Tijdens onderzoek en Na onderzoek: pagina's met een selectie van links naar informatie die in elk van deze onderzoeksstadia van belang kan zijn. Naar deze introductiepagina's verwijs ik op de homepagina van de website.

http://rdm.uva.nl/
Na een paar dagen knippen en plakken van Google Sites naar content management systeem Hippo kan ik mijn collega's half juli melden dat de Nederlandstalige RDM-website online is. Beeldredacteur Monique Kooijmans zorgt ervoor dat de data-foto's van collega Janneke Staaks een mooie omlijsting van de website gaan vormen.

Daarmee zit fase één van de RDM-website erop. In fase twee komen de vakspecifieke pagina's erbij en krijgt de site een Engelstalige evenknie, in fase drie gaan we ons wagen aan online training...

donderdag 14 augustus 2014

Evaluatie van een training

Resultaten november 2013 (klik voor vergroting)
Een half jaar geleden schreef ik over de vragenlijst die ik mijn collega's informatiespecialisten in november vorig jaar voorlegde om te achterhalen wat zij tijdens een training in (het ondersteunen van) research data management zouden willen leren. Ik besloot die blogpost met: "Als mijn collega's me tegen het einde van de training nog niet zat zijn, leg ik de vragenlijst nogmaals aan hen voor. Als de grafiek dan 'n stuk groener uitpakt, hebben we met z'n allen iets goed gedaan :-)"

Ik moet bekennen dat ik niet bij mijn collega's geïnformeerd heb of ze me zat waren voordat ik hen de vragenlijst in mei van dit jaar, na afloop van de training, nogmaals voorschotelde. Als de kans bestaat dat je antwoorden krijgt die je niet horen wilt, moet je een vraag niet stellen, zoiets ;-) Wel heb ik de laatste, open vraag aangepast. Voorafgaand aan de training vroeg ik mijn collega's wat ze wilden leren, na afloop van de training vroeg ik hun mening over de training: "Wat vond jij van de training? Denk daarbij aan de inhoud van de training, het lesmateriaal, de vorm (bijeenkomsten plus voorbereidingswerk), de tijd die er voor jou in is gaan zitten, de communicatie over de training, de docent, kortom: aan alles wat deze training voor jou tot een (on)aangename bezigheid heeft gemaakt."

Verschillende collega's vroegen zich in reactie op deze vraag hardop af of de training niet te vroeg gekomen was, maar één van hen voegde daar direct aan toe dat als RDM binnen haar faculteit een thema wordt, zij daar in elk geval nu al goed op is voorbereid. De training had van een deel van mijn collega's wat compacter gemogen, het tempo wat hoger, en het aandeel zelfwerkzaamheid wat groter. Ook hadden ze graag onderzoekers zelf aan het woord gehoord. Dat zijn praktische opmerkingen die ik in mijn oren heb geknoopt, zowel voor ander onderwijs dat ik geef als voor de opfrisbijeenkomsten die op de training zullen volgen. Over communicatie, documentatie en organisatie van de training kreeg ik louter complimenten - ik heb ze ingelijst in mijn achterhoofd ;-)

(klik voor vergroting)
De twintig gesloten vragen bleven hetzelfde als in de vragenlijst van november, evenals de manier van antwoorden: beoordelen op een schaal van 0 (= ik heb geen idee wat het antwoord op de vraag is) tot en met 4 (= ik kan de vraag prima beantwoorden).

Bij het bestuderen van de resultaten viel mij één ding in het bijzonder op. Op de vraag "Hoe kan de Bibliotheek onderzoeksdatamanagement ondersteunen?" werd vóór en na de training even vaak 'dat weet ik ongeveer' geantwoord, terwijl de score van het antwoord 'dat weet ik goed' van 5 naar 9 steeg. Echter: als het niet over de rol van de Bibliotheek in het algemeen, maar over veranderingen in de eigen werkzaamheden gaat, lijkt de onzekerheid toegenomen. Van de 6 'goeds' die de vraag "Hoe verandert jouw werk als het gevolg van het ondersteunen van onderzoeksdatamanagement?" in november nog kreeg, is er niet één meer over, en de 7 'ongeveers' zijn er 11 geworden.

Resultaten mei 2014 (klik voor vergroting)
Maar wat bij vergelijking van beide grafieken het eerst en het meest opvalt, is dat de grafiek van na de training aanzienlijk groener is dan die van vóór de training. Al weten we dan nog niet helemaal precies hoe onze ondersteuning er in de praktijk uit gaat zien, we hebben er de kennis voor in huis. Met dank aan mijn collega's voor hun aanwezigheid, inbreng en leergierigheid!




In november 2013 werd de vragenlijst ingevuld door 20, in mei 2014 door 19 collega's. Drie collega's vulden de lijst in november wel in, maar kwamen er in mei niet aan toe. Twee collega's vulden de lijst in november niet, maar in mei wel in. De vragenlijst is onder CC BY-SA-licentie beschikbaar via figshare (Worddocument met toelichting).

donderdag 6 maart 2014

RDM Ondersteuning: achter de schermen van een training

De training research data management voor informatiespecialisten van de UBA is over de helft - tijd om een kijkje achter de schermen te geven: hoe gaat het opzetten en uitvoeren van deze training in z'n werk?

Tijdens een uitgebreid vergelijkend warenonderzoek van bestaande RDM-trainingen en RDM-websites identificeerde ik in oktober vorig jaar zes thema's voor de training: onderzoeksdata en datamanagement, datamanagementplanning, data opslaan en bewaren, data organiseren en beschrijven, regels rondom research data, en data delen en hergebruiken. Op grond van de resultaten van de vragenlijst die mijn collega's in november invulden, voegde ik data en dienstverlening als zevende thema toe. In principe zou elk thema een eigen trainingsbijeenkomst krijgen.

Aan RDMRose ontleende ik het idee om voor elk thema ten minste twee bestanden te maken: een PowerPointpresentatie en een Worddocument met 'Notes', eventueel aangevuld met één of meer Worddocumenten voor oefeningen. De Notes bevatten de leerdoelen van een bijeenkomst, de gerelateerde vragen uit de vragenlijst, de voorbereidingsopdracht(en), en het programma van de bijeenkomst. In de voorlopige versie van elke Notes nam ik ook alvast een grove opzet voor de bijbehorende presentatie op: een lijstje van onderwerpen die aan de orde zouden moeten komen en links naar informatie die ik zou kunnen gebruiken.

Elk thema heeft eind vorig jaar al een eigen submap in mijn Dropbox gekregen, met daarin het PowerPointbestand en de Notes voor dat thema. In deze submappen verzamel ik ook de pdf-bestanden die als informatiebron bij het thema kunnen dienen. Ideeën voor oefeningen of voorbeelden die me te binnen schieten, relevante links die ik tegenkom: ik zet ze in de betreffende Notes, waar ze rustig op me wachten tot ik ze nodig heb.

In de week vóór een trainingsbijeenkomst begint het 'echte' werk: de Notes doornemen, verzamelde informatie schiften, structuur aanbrengen, interactieve onderdelen bedenken, de PowerPointpresentatie vullen, gericht zoeken naar informatie die nog ontbreekt, inschatten hoeveel tijd elk onderdeel van de bijeenkomst in beslag gaat nemen, en bepalen hoe mijn collega's zich op de volgende bijeenkomst zullen gaan voorbereiden. Van eventuele oefeningen maak ik aparte Worddocumenten, en ik zorg voor een transcript van video's die we tijdens een bijeenkomst kijken.

Ik heb me een paar keer afgevraagd of ik niet twee thema's in elkaar moest schuiven tot één bijeenkomst. Met wat passen en meten hadden de introductie van onderzoeksdata(management) en datamanagementplanning misschien wel in één bijeenkomst gepast, net als 'data opslaan en bewaren' en 'data organiseren en beschrijven'; en ook tussen de thema's 'regels rondom research data' en 'data delen en hergebruiken' zit overlap. Ik heb het niet gedaan, en ben daar nu blij om: we zijn tot nu toe steeds eerder tijd te kort gekomen dan dat er tijd overbleef, er is alle ruimte voor vragen en oefeningen, en van collega's hoor ik dat een beetje herhaling juist helpt om verbanden te zien en te onthouden.

Omdat ik tot daags vóór een bijeenkomst bezig ben met bijschaven, is mijn plan om de Notes al vóór een bijeenkomst te verspreiden, gesneuveld. Mijn collega's krijgen tijdens de bijeenkomst een print van Notes, oefeningen en videotranscript. Na afloop van de bijeenkomst zet ik deze bestanden, met de PowerPointpresentatie, in de cursusmap op onze netwerkschijf. Collega's die verhinderd zijn, nemen aan de hand van de Notes zelf, vóór de volgende bijeenkomst twee weken later, de stof van de gemiste bijeenkomst door. Als ik er de ervaringen tijdens de bijeenkomst in verwerkt en de feedback van een collega-trainster op gekregen heb, publiceer ik de bestanden via figshare.

Een ander idee dat sneuvelde, is het uitnodigen van gastsprekers. Op verzoek van collega's die op een andere locatie werken dan waar de training plaatsvindt, beginnen de trainingsbijeenkomsten om 9.00 uur 's morgens, zodat zij geen extra tijd kwijt zijn aan heen en weer reizen - maar dat tijdstip leent zich minder goed voor het uitnodigen van gastsprekers. Daarnaast zijn gastsprekers vaak deskundig op één of enkele aspecten van een thema, terwijl ik in de beperkte tijd van twee uur per bijeenkomst graag zo veel mogelijk aspecten van elk thema aan de orde wil laten komen - het is per slot van rekening een basistraining. De gastsprekers bewaar ik daarom voor vervolgbijeenkomsten die ik wil gaan beleggen om de kennis uit deze basistraining up to date te houden en te verdiepen.

Afbeelding: Jørgen Stamp | DigitalBevaring

vrijdag 7 februari 2014

Fröbelen met figshare

Voor het project RDM Ondersteuning haal ik ideeën en inspiratie uit het werk van anderen, bijvoorbeeld uit Data Intelligence 4 Librarians, RDMRose, MANTRA en verschillende RDM-websites. De makers van deze trainingen en websites hebben de dingen die zij maakten online beschikbaar gesteld voor hergebruik, doorgaans onder een CC BY- of CC BY-SA-licentie. Dat vind ik een goed voorbeeld om te volgen, ook als ik hun werk niet letterlijk citeer, vertaal of bewerk.

UvA-DARE, het institutionele repository voor publicaties van UvA-medewerkers, was daarvoor geen optie, omdat het niet bedoeld is om lesmateriaal te delen. Box, Dropbox en soortgelijke websites bieden weliswaar opslagruimte en links waarmee je bestanden met anderen kunt delen, maar ze richten zich niet op aantrekkelijk publiceren of presenteren. Slideshare was vanuit dat perspectief wel een optie, maar die website biedt geen permanente links en geen mogelijkheid om gerelateerde bestanden te groeperen. Enter figshare, een website die is opgezet voor het delen van onderzoeksresultaten die niet naadloos in traditionele publicatievormen passen.

figshare is hard op weg om een interessante verzamelplaats van afbeeldingen, video- en audiobestanden, datasets, conferentieposters, papers en presentaties te worden. Het voorziet in behoeften die wetenschappelijke tijdschriften en andere repository's niet vervullen: data van experimenten die niet succesvol waren, kunnen van waarde zijn bij het opzetten van nieuw onderzoek, maar publicaties over 'mislukt' onderzoek verliezen het gevecht om tijdschriftruimte van publicaties over succesvolle experimenten en de data zelf zijn (al of niet door het ontbreken van een gerelateerde publicatie) in sommige repository's niet welkom. Bovendien 'produceren' onderzoekers meer dan het traditionele artikel; al tellen ze in onderzoeksregistratiesystemen en onderzoeksimpactberekeningen (nog) niet altijd mee, ook conferentieposters en presentaties zijn van waarde voor het verspreiden van onderzoeksresultaten.

Om bestanden te kunnen delen via figshare dien je een gratis account te openen. Bij dat account hoort 1GB aan opslagruimte voor bestanden die je voor jezelf houdt; bestanden die je openbaar maakt, tellen voor je gebruik van opslagruimte niet mee. De website is, om oprichter Mark Hahnel te citeren, "stupidly simple" in het gebruik: nadat je via de upload-link een bestand van je harde schijf hebt geselecteerd en op figshare hebt gezet, voer je de belangrijkste gegevens over het bestand in en besluit je of je het bestand publiceert, en met een druk op de knop Save changes ben je klaar.

De gegevens die je kunt invoeren, zijn Type of file (voorkeuzemenu), Title, Author(s) (je eigen naam staat er al), Categories (vakgebied, voorkeuzemenu), Tags (suggesties verschijnen zodra je begint te typen), Description, en Links. De beschrijving mag je zo kort houden of lang maken als je wilt, er geldt geen (dwingend) minimum of (zeurderig) maximum aantal tekens voor dit veld. Toegevoegde links worden aanklikbaar, zodat bezoekers van figshare direct naar (bijvoorbeeld) een gerelateerde blogpost kunnen doorklikken. Je kunt de gegevens van een bestand te allen tijde wijzigen; via de replace-link in het wijzigingsmenu kun je het bestand bovendien vervangen door een nieuwere versie ervan.

Zodra je een bestand publiceert, krijgt het een Digital Object Identifier (DOI). Voor bestanden die je nog niet wilt publiceren, kun je alvast een DOI reserveren. Gerelateerde bestanden kun je groeperen in een fileset - te onderscheiden van het bestandstype dataset, dat een enkele tabel kan zijn. Een fileset krijgt een eigen pagina, waar de bestanden individueel en de set als geheel gedownload kunnen worden. Ook filesets krijgen bij publicatie een eigen DOI. Een derde pluspunt van figshare is versiebeheer: als je een gepubliceerd bestand door een nieuwere versie vervangt, gaat de DOI van het bestand naar de nieuwste versie verwijzen; onder aan de publieke pagina waarop het bestand staat, wordt aangegeven dat er een eerdere versie is en kan daarnaar worden doorgeklikt.

Minpuntjes zijn er ook: in de preview van PowerPointbestanden rolt tekst die in werkelijkheid toch echt keurig op de slide past, van de slide af, en in de preview van Wordbestanden met een plaatje in de koptekst – bijvoorbeeld het UvA-logo – verschijnen ter hoogte van het plaatje letters die er in het origineel en in een download van het bestand niet staan. Met voorzetsels in Nederlandse achternamen doet figshare wat ook in referentiesoftware nog wel eens misgaat: in de automatisch gegenereerde citatie heet ik "van Selm, Mariette" in plaats van "Selm, Mariette van". En de integratie met ORCID is nog niet zoals-ie moet zijn: de bestanden die ik vorige week op mijn figshare-pagina zette, zijn nog niet tot mijn ORCID-pagina doorgedrongen.

Met betrekking tot de licentie waaronder ik mijn maaksels ter beschikking stel, ben ik eigenwijs geweest. De website van figshare meldt dat datasets onder CC0- en andere bestandstypen onder CC BY-licentie vallen. Omdat ik ook gebruik maak van materiaal dat onder CC BY-SA-licentie beschikbaar is, houd ik voor mijn eigen bestanden die 'beperktere' licentie aan en vermeld ik die in de bestanden. Als ik word afgewezen als figshare advisor weet ik waar het door komt ;-)

dinsdag 4 februari 2014

RDM-ondersteuning in 21 vragen

Een training ontwerpen op basis van a) wat de beoogde deelnemers al weten en b) wat zij belangrijk vinden om aan de weet te komen. Dat wilde ik bij het opzetten van de training research data management (RDM) voor mijn collega's, de informatiespecialisten van de Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Een handvat voor zo'n peiling van kennisbehoefte vond ik bij RDMRose, en ik maakte er een Nederlandstalige variant van.

Het project RDMRose, waar ik in maart 2013 een paar dagen in de keuken mocht kijken, resulteerde in lesmateriaal over onderzoeksdatamanagement voor informatieprofessionals. Dit materiaal kan gebruikt worden bij face-to-face training – tijdens het project is het materiaal getest bij de Universiteitsbibliotheken van Sheffield, Leeds en York, en het is de bedoeling dat het ook binnen de iSchool van de Universiteit van Sheffield wordt gebruikt. Daarnaast is het geschikt voor 'training op eigen houtje', netter geformuleerd: self-directed Continuing Professional Development (CPD).

Voor wie niet de gelegenheid heeft om het lesmateriaal van alle acht thema's binnen RDMRose door te nemen, is een self evaluation tool (Worddocument) gemaakt: een lijst met aspecten van research data management die je kunt waarderen op twee punten, nl. je huidige kennis ervan en het belang van (het opdoen van) kennis ervan voor jou. Bij elk item staat aangegeven welke onderdelen van RDMRose voor dat aspect van belang zijn, zodat je aan de hand van je eigen kennisbehoefte die onderdelen van het lesmateriaal kunt doorwerken die voor jou het belangrijkst zijn.

Naar dat voorbeeld maakte ik een eigen vragenlijst: ik liet weg wat ik wel in de lijst van RDMRose vond, maar voor mijn collega's minder relevant achtte, en voegde op basis van andere bronnen vragen toe die ik bij RDMRose miste. Ik kwam uit op 20 vragen over allerlei ingrediënten van onderzoeksdatamanagement: nut en noodzaak, ondersteuning, beleid, hindernissen en voor(oor)delen bij het delen van onderzoeksdata, etc. Deze vragen wilde ik door mijn collega's laten beoordelen op een schaal van 0 (= ik heb geen idee wat het antwoord op de vraag is) tot en met 4 (= ik kan de vraag prima beantwoorden).

Het vinden van een vorm die voor zowel mijn collega's als mijzelf handig zou zijn, bleek een puzzel. Een Worddocument met twee kolommen – één voor de huidige kennis en één voor het belang van die kennis – zou eenvoudig in te vullen zijn, maar het verwerken van de antwoorden tamelijk arbeidsintensief maken. Een Google-formulier zou eenvoudig in te vullen en te verwerken zijn, maar daarin kon ik geen twee kolommen kwijt.

Een test van het Google-formulier op twee collega's leerde me dat het tweemaal stellen van de vragen – hen de 20 vragen eerst laten beantwoorden in relatie tot hun huidige kennis en hen vervolgens de 20 vragen nogmaals te laten beoordelen vanuit een "dit moet ik weten om mijn onderzoekers goed te ondersteunen" – verwarrend werkte. Ik korte het formulier daarom in: 20 vragen, te beoordelen vanuit huidige kennis, en daarna één open vraag: "Je hebt in de voorgaande 20 vragen allerlei aspecten van (het ondersteunen van) onderzoeksdatamanagement voorbij zien komen. Welke aspecten zijn voor jou het belangrijkst? Wat wil jij na afloop van de training in elk geval weten of kunnen? Wat heb jij nodig om jouw onderzoekers het beste te kunnen ondersteunen?"

Nadat de vragenlijst in november 2013 door alle collega's was ingevuld, verwerkte ik de antwoorden op de gesloten vragen met behulp van Excel in pivot tables waarvan ik een grafiek maakte. De standaardkleuren die Excel aan balken in een grafiek geeft, verving ik door verkeerslichtgradaties: 0 (dat weet ik niet) werd rood, 1 (dat weet ik nauwelijks) werd lichtrood, 2 (dat weet ik ongeveer) werd oranje, 3 (dat weet ik goed) werd lichtgroen, en 4 (dat weet ik heel goed) werd groen. Daarmee geeft de grafiek per vraag weer hoe groot de kennisbehoefte is, en is in één oogopslag te zien of er een trainingsnoodzaak is.

Dat gezegd zijnde: de vragenlijst was voor mij een middel, en de grafiek was niet het doel. De scores van de gesloten vragen hebben me geholpen om de thema's voor de trainingsbijeenkomsten te identificeren. De vragen zelf hielpen bij het formuleren van leerdoelen. En in het lesmateriaal dat ik voor de training maak, geef ik aan – al was het alleen maar om voor mezelf te kunnen controleren of alle vragen inderdaad in de training aan bod komen – op welke vragen uit de vragenlijst het betrekking heeft.

De antwoorden op de open vraag gaven me inzicht in de verwachtingen van mijn collega's ten aanzien van de training. Een belangrijk punt – en een echo van wat ik in Engeland hoorde – was: maak het concreet, wat gaan we nu precies dóen? Daarom krijgt de laatste trainingsbijeenkomst het thema 'Data en dienstverlening'. Hoe een informatiespecialist een onderzoeker kan ondersteunen, komt in elke trainingsbijeenkomst wel (impliciet) aan de orde; in de laatste bijeenkomst maken we het, op basis van de voorafgaande bijeenkomsten en de ervaringen die elke informatiespecialist met zijn of haar eigen onderzoekers heeft, samen expliciet.

Als mijn collega's me tegen het einde van de training nog niet zat zijn, leg ik de vragenlijst nogmaals aan hen voor. Als de grafiek dan 'n stuk groener uitpakt, hebben we met z'n allen iets goed gedaan :-)

De vragenlijst is onder CC-BY-SA-licentie beschikbaar via figshare (Worddocument met toelichting).

donderdag 31 oktober 2013

Data & dienstverlening


Vanmiddag mocht ik mijn collega-informatiespecialisten van de Bibliotheken van UvA en HvA bijpraten over een onderwerp waarover ze binnenkort nog veel meer gaan horen: onderzoeksdata. Wat is onderzoek, wat zijn onderzoeksdata, wat is onderzoeksdatamanagement en welke rol gaan informatiespecialisten daarin spelen? Mijn presentatie was een beetje 'n buitenbeentje op een middag over praktijkgericht onderzoek in het Hoger Beroepsonderwijs, maar afwisseling van spijs doet eten, toch? ;-)

woensdag 9 oktober 2013

UBO meets UBA


Bij een bezoek van collega's van de Bibliotheek van de Universiteit van Oslo viel mij de eer te beurt om de (vernieuwde) organisatie van de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam uit de doeken te doen - met speciaal voor de gelegenheid naar het Engels vertaald organogram - en te vertellen hoe ons cursusaanbod in elkaar steekt. De historicus in mij kon het natuurlijk niet laten om erop te wijzen dat de bibliotheek ouder is dan de universiteit ;-)

maandag 29 juli 2013

Standcontrole

Het lijkt me een prima manier om bij te komen van mijn examen PRINCE2 Foundation op woensdag: een vrijdag naar het IWO voor mijn bijdrage aan de standcontrole. Het Boekendepot is voor mij minder ver reizen dan UB Singel, de controle zelf zal geen hogere wiskunde zijn, een dag zonder telefoon en computer lijkt me heerlijk rustig, en van collega’s heb ik al begrepen dat de catering uitstekend geregeld is. Kortom: wat wil ’n mens nog meer?

De ochtend vliegt om: tegen twaalven zet ik de laatste krul op de eerste lijst die ik heb meegekregen, volgens teamleider Depots & Documentlevering Mirjam van den Bercken gevuld met 1.000 titels. Onderweg ben ik de meest uiteenlopende boeken tegengekomen, van naslagwerken voor schoolleiders tot een vergeeld fotoboekje over Salt Lake City, en van het lesboek Duits dat ik me nog uit mijn middelbare schooltijd herinner tot de verzamelde werken van Lenin. Erg veel is er niet mis: een enkele keer tref ik een boek wel op de lijst, maar niet op de plank aan, een paar keer andersom.

Nadat ik een paar meegebrachte boterhammen heb weggespoeld met ’n blikje cola ga ik met een tweede lijst aan de slag. Na zo’n 100 titels zie ik een oranje papiertje uit de kast steken. Huh? Zo’n papiertje moeten we achterlaten als we boeken van de plank halen die niet op de lijst staan. Is deze plank dan al gedaan? Ik ga het navragen bij Mirjam, die na enig speurwerk moet bekennen dat ze me inderdaad een lijst heeft meegegeven met signaturen die al gecontroleerd zijn. Tsja, ik ontvang voor dat werk mijn salaris wel, maar het einde van de standcontrole komt zo niet dichterbij natuurlijk…

Met een nieuwe lijst keer ik terug naar mijn karretje in het depot. Het lijkt wel alsof Mirjam het heeft willen goedmaken: weinig Cyrillisch, dat extra tijd vraagt omdat het vergelijken van het Cyrillisch met de transliteratie op mijn lijst me bij gebrek aan kennis van het Cyrillisch alfabet niet zo vlot afgaat als ik zou willen; weinig Armeens, waar ik al helemaal geen kaas van kan maken; en veel boeken waarvan de titel gewoon op de rug van het boek staat, zodat ik het boek niet uit de kast hoef te halen om het schutblad op te zoeken. Dat schiet lekker op, ook zonder Arbeidsvitaminen – in ‘mijn’ deel van het depot heerst gelukkig een gewijde stilte.

Opnieuw verbaas ik me over wat we allemaal in huis hebben: van de christelijke encyclopedie die ook in mijn ouderlijk huis in de kast stond tot de derde editie van de Macintosh Bible (nee, die hadden mijn ouders niet). Geschiedfilosofie, kerkgeschiedenis, Amerikanistiek, oogheelkunde… voordat ik het weet, ben ik weer aan het einde van een lijst.

Mijn laatste lijst van de dag blijkt een – vergeef me mijn Frans – stront-aan-de-knikker-lijst te zijn: een stuk of vier pagina’s zijn gevuld met steeds tweemaal hetzelfde signatuur, toegekend aan twee totaal verschillende boeken, waarvan er steeds maar één op de plank staat. Ik plaats afwisselend krullen en kruisen op de lijst, en voel me op slag uiterst nuttig.

Even na vieren lever ik lijst, portofoon, sleutel en kar weer in bij Mirjam en vis ik een ijsje uit de vriezer. Op de totale lengte van het UBA-boekenbezit is mijn bijdrage waarschijnlijk een druppel op een gloeiende plaat, maar heb je wel eens gezien hoeveel stoom er van zo’n druppel komt? Nou dan.

De ervaringen van mijn collega's lees je op het speciale Standcontroleblog.

vrijdag 17 mei 2013

Bibberletters

Logo KNAW
Najaar 2008. Ik werk bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden en heb eerder dat jaar samen met een aantal anderen de Week van de Indische Brief georganiseerd: een inzameling van brieven uit Nederlands-Indië rond de presentatie van de documentaire Met ons alles goed. Op het mailadres voor die actie komt een e-mail binnen. De afzender wil graag meer over de inzamelingsactie weten. Twee witregels. Of ik hem die informatie per post wil toesturen, want hij is al in de tachtig en is niet zo handig met computers. Twee witregels. "Misschien kom ik nog eens te weten wat er in de oorlog met mijn broer gebeurd is, die vlieger was in Indië." Twee witregels. Een naam, een postadres.

De gevraagde informatie is snel genoeg gevonden, ik heb nog wat flyers liggen. Maar als ik aan het typen van een begeleidend briefje wil beginnen, blijf ik staren naar die laatste zin. Die staat er als een terloopse opmerking, een à propos dat me wordt meegedeeld zonder dat van mij wordt verwacht dat ik er iets mee doe. De naam van de broer staat er niet bij, geen plaatsnaam, geen verdere aanknopingspunten. Maar... broers hebben in principe dezelfde achternaam. En als deze man niet weet wat er met zijn broer gebeurd is, zou het zomaar kunnen dat deze broer is omgekomen. En dan zou de naam van deze broer in het Slachtofferregister van de Oorlogsgravenstichting (OGS) moeten staan.

'k Gooi mijn browser open, zoek op de website van de OGS het Slachtofferregister op en tik de achternaam van mijnheer in. Als ik de vrouwen, de mannen die in Europa overleden zijn en de mannen bij wie geen luchtmacht-aanduiding staat, schrap, houd ik twee vliegeniers van de Militaire Luchtvaart KNIL over. Ik print beide pagina's uit en doe die bij de flyer in de envelop. In de begeleidende brief beschrijf ik waar en hoe ik deze informatie gevonden heb.

Een paar weken later vind ik in mijn postvak een envelop met daarop in bibberig handschrift mijn naam en het adres van het KITLV. Erin zit een briefje in hetzelfde bibberpootje: op één van de twee printjes heeft meneer de naam van zijn broer herkend. Hij gaat zijn kleinzoon vragen om hem te helpen om via de computer meer te weten te komen.

Maar wacht even... nu ik weet welk van de twee printjes betrekking heeft op de broer van meneer, weet ik ook dat die is omgekomen bij de Japanse verovering van Borneo, want dat staat in het Slachtofferregister. En ik zit, bijna letterlijk, op de grootste bibliotheek met betrekking tot Nederlands-Indië ter wereld. Daarin móet meer informatie te vinden zijn. Ik duik in de catalogus van het KITLV en vind een boek uit 1987 over de operaties van de ML-KNIL in Borneo in 1941-1942.

Niet veel later heb ik het boek in handen. Als ik het chronologisch opgezette boek doorblader naar het hoofdstuk waarin de overlijdensdatum valt die ik in het Slachtofferregister gevonden heb, kom ik tot mijn stomme verbazing bij een paginalange reconstructie van de laatste vliegtocht van de man. Waar hij opsteeg, met welk doel, hoe laat zijn collega-vliegers voor het laatst iets van hem hoorden, waar en waarom hij moet zijn neergestort, en dat zijn toestel nooit is teruggevonden. Ik schrijf een nieuwe brief aan mijnheer waarin ik vertel wat ik gevonden heb en hem aanraad het boek via zijn lokale bibliotheek aan te vragen.

Zo af en toe, bij voorjaarsschoonmaak of najaarsopruimwoede, kom ik 'r weer eens tegen: de kerstkaart die maanden later in mijn postvak lag. Een kaart waarvan er zo op het oog dertien in een dozijn gaan, op de voorkant een foto van een brandende kaars en rode kerstballen. Maar aan de binnenkant een driemaal stevig onderstreept "dank u wel". In bibberletters.

---
Mijn oud-collega's van het KITLV en van het NIOD kunnen je soortgelijke ervaringen vertellen. De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) vindt dat KITLV en NIOD met andere instituten moeten opgaan in een Humanities Centre. Dat de collecties van deze instituten en de mensen die deze collecties door en door kennen wel naar een achterafplek in Amsterdam kunnen verhuizen. Dat de onderzoekers maar in gedigitaliseerde bronnen moeten gaan speuren naar "patronen en wetmatigheden." Als deze plannen doorgaan, zie ik maar één patroon ontstaan: dat mensen voor wie het antwoord op hun vraag naar wat er in de oorlog gebeurd is van levensbelang is, dat antwoord niet meer krijgen. Daarom steun ik het NIOD in zijn verzet tegen deze onzalige plannen.

dinsdag 2 april 2013

Bergbeklimmen

Het Learning and Research Services Team van de Universiteit van Sheffield was de allereerste groep die de RDMRose-training volgde. Op vrijdagmiddag 15 maart praat ik met teamleider Denise Harrison, faculty librarian Helen Moore en liaison librarian Oliver Allchin van Science and Engineering, en research support liaison assistant John Lewis over hun bevindingen.

Om de training in de volle agenda's van de verschillende teamleden te laten passen, werd in overleg met de projectgroep besloten tot een training van acht dagen van vier uur in de periode september-december 2012, zonder tussentijds huiswerk. Dat viel even goed niet mee, maar mijn gesprekspartners zijn blij de training gevolgd te hebben.

Ze hebben de training als praktisch ervaren. Doordat er geen collega's van elders bij waren, konden ze als team brainstormen over de toepasbaarheid van de verschillende onderdelen van de cursus in hun eigen werk. Als gevolg van de training gaan ze nu, als de gelegenheid zich voordoet, met meer zelfvertrouwen een gesprek over onderzoeksdatamanagement aan: ze hebben het gevoel taal en terminologie nu beter te beheersen dan vóór de training.

Volgens mijn gesprekspartners zou de cursus ook voor anderen binnen de bibliotheek nuttig zijn, bijvoorbeeld voor de mensen die zich met metadatering bezighouden en voor repository managers. Misschien zou voor hen de training dan wel enigszins moeten worden aangepast, want er is weinig aandacht voor de technische kant van research data management en data repositories. Van zo'n uitbreiding hoeft de cursus per saldo niet langer te worden, want de reflectie-onderdelen "could have been condensed down."

Mijn tafelgenoten zijn eensgezind over wat het nuttigste onderdeel van de training was: de case studies. Wat hen betreft had het projectteam best één of meer onderzoekers mogen uitnodigen om bij de cursus te zijn. Als ze horen dat de deelnemers uit York en Leeds bij wijze van huiswerk onderzoekers hebben geïnterviewd, reageren ze goedkeurend. Ze vonden hun eigen training door het ontbreken van direct contact met onderzoekers toch enigszins een vacuüm van librarians onder elkaar.

Het team weet nog niet precies wat zijn rol in research data management gaat zijn, het wachten is op de aangekondigde aanstelling van een RDM-coördinator. Er is al wel beleid afgekondigd, maar dat moet nog geïmplementeerd worden, en er is nog geen technische infrastructuur. Mijn gesprekspartners zijn het erover eens dat de bibliotheek een hoofdrol moet spelen in research data management, maar de bibliotheek kan het niet alleen. Ook Computing Services moet een bijdrage leveren. Onderzoekers klagen bijvoorbeeld dat ze te weinig opslagruimte krijgen, dat is een probleem dat moet worden opgelost.

Tijdens het gesprek borrelt echter de inspiratie op, en beginnen de deelnemers op te sommen wat ze eigenlijk al wel zouden kunnen gaan doen:
  • signposting: onderzoekers (via de website) wijzen op best practices, tools en data centers;
  • bekend maken dat via StarPlus - de Sheffieldse naam voor wat bij ons CatalogusPlus heet - datasets te vinden zijn;
  • elementen uit de RDMRose-training verwerken in de reguliere cursussen voor nieuwe post-graduate students, early career researchers en onderzoekers die net aan de Universiteit van Sheffield zijn komen werken.
Ze zijn het eens over wat hun basishouding gaat zijn: we zijn geen politieagenten, we zijn er om het leven van onderzoekers makkelijker te maken. Denise vat de positieve houding van haar team mooi samen als ze zegt: "Research data management is a huge mountain to climb, but we can take small steps."

dinsdag 19 maart 2013

Just tell us what to do

031Donderdagochtend 14 maart, even na negen uur: in een conferentieruimte in de Edward Boyle Library van de Universiteit van Leeds verzamelen zich de deelnemers aan deze editie van de RDMRose-training voor hun laatste cursusdag. Ze werken allemaal bij een bibliotheek van het White Rose University Consortium, het samenwerkingsverband van de universiteiten van Sheffield, York en Leeds.

De liaison librarians uit York en Leeds volgen de training verplicht, uit Sheffield zijn enkele collega's aanwezig die eind vorig jaar niet in de gelegenheid waren om mee te doen. Ook hun managers zijn erbij en doen mee: Heather Thrift, Associate Director van de Universiteitsbibliotheek van Sheffield, Liz Waller, Deputy Director of Information bij de Universiteitsbibliotheek van York, en Brian Clifford, Deputy Librarian en Head of Learning and Research Support in Leeds.

Iedereen zoekt een plekje aan één van de drie grote tafels, waaraan ook iemand uit het projectteam zit. Voor elke deelnemer ligt een map klaar met daarin het nodige papierwerk: op blauw papier het programma van de dag en een overzicht van de twee onderdelen (in de terminologie van het online lesmateriaal: sessions) die aan de orde zullen komen, op wit papier de opdrachten die in groepsverband worden gemaakt, en op geel papier de reflectie-opdrachten die ingevuld weer ingeleverd worden.

Andrew trapt af met een korte samenvatting van de vorige cursusdagen en introduceert de eerste oefening van vandaag: How did they do it? Uit achttien voorbeelden van wat verschillende universiteitsbibliotheken op het gebied van onderzoeksdatamanagement hebben gedaan, mogen de deelnemers kiezen: welke benadering(en) zouden zij in hun eigen bibliotheek kunnen toepassen? Welke activiteiten zouden ze bij wijze van spreken morgen al kunnen ondernemen? Er wordt beleefd door de papieren gebladerd en gelezen, enthousiaste antwoorden blijven uit - men moet duidelijk nog 'n beetje wakker worden ;-) 

Vervolgens komen de onderzoekers aan het woord. Aan elke tafel worden delen van een interview met een onderzoeker beluisterd (online te vinden in sessie 7) en wordt onder leiding van Andrew, Eddy of Jen doorgepraat over wat een liaison librarian voor deze onderzoeker zou kunnen betekenen. Na een half uur wisselen de deelnemers van tafel, zodat iedereen tegen het einde van de ochtend onderzoekers uit drie verschillende vakgebieden - sociologie, oncologie en civil and structural engineering - met elk hun eigen uitdagingen op het gebied van onderzoeksdatamanagement heeft gehoord.

Om de deelnemers een handje te helpen bij de opdracht Design a job specification for the perfect person to meet the needs in your institution krijgen ze een lijst met functies, opleidingen, vaardigheden en kwaliteiten die Jen heeft samengesteld op basis van vacatures die zij in kranten en op vacaturesites is tegengekomen en die direct of indirect met onderzoeksdatamanagement te maken hebben. Met deze opdracht kunnen, niet geheel verrassend, de aanwezige managers beter uit de voeten dan de andere deelnemers.

Als iedereen het eerste gele formulier van de dag (online als Activity 7.2) heeft ingevuld en ingeleverd - de projectgroep gebruikt de uitkomsten van deze reflectie-opdrachten om de cursus nog beter af te stemmen op liaision librarians - is het tijd voor lunch en een frisse neus. Een conferentieruimte zonder ramen is geen omgeving waarin iedereen het een hele dag volhoudt.

De case study over de fictieve Universiteit van Poppleton - in Engeland een begrip dankzij de satirische columns in Times Higher Education - waarmee de deelnemers 's middags aan de slag gaan, lijkt beter te landen dan de case studies met echte onderzoekers die 's ochtends centraal stonden. Misschien is praten over een fictieve universiteit veiliger dan praten over onderzoek dat aan de eigen universiteit verricht wordt? Of werken groepjes van 2 tot 3 mensen beter dan groepen van 8 tot 10 mensen?

Het laatste onderdeel van de dag is opnieuw reflectie: een instituutsgewijze reflectie op de rol van de bibliotheek in research data management. De groep-Sheffield is positief, maar bestaat dan ook vrijwel geheel uit projectgroepleden. De gesprekken in de groep-York en de groep-Leeds lijken geleid (en dus: gaande gehouden) te worden door de respectievelijke managers. Het is een lange dag geweest, niet iedereen heeft (nog) de puf voor discussie. De evaluatieformulieren over de RDMRose-training als geheel worden desalniettemin nog braaf ingevuld en ingeleverd.

De groep is eigenlijk te groot om een goed gesprek over research data management te kunnen voeren. Bovendien kan ik me voorstellen dat de aanwezigheid van managers niet als steuntje in de rug geïnterpreteerd wordt, maar ervoor zorgt dat mensen aarzelen om hun vragen te stellen of hun mening te geven. Dat de training verplicht is, maakt het een uitdaging om de deelnemers er echt bij te betrekken en enthousiast te maken.

Eerder op de dag gaf één van de deelnemers me haar tamelijk ongezouten mening: "We don't know what our role is going to be, management doesn't tell us, so this course is a waste of time. Just tell us what we have to do." Eddy en Andrew zijn er niet door uit het veld geslagen. Omdat (de ondersteuning van) onderzoeksdatamanagement een nieuwe taak voor bibliotheken is, is er nog veel onduidelijk. Niet elke liaison librarian ziet daarin een kans om een nieuwe rol voor zichzelf zélf vorm te geven, maar de RDMRose-training biedt daar wel alle aanknopingspunten voor.

zaterdag 16 maart 2013

RDMRose: werk in uitvoering

003
Andrew stelt me voor aan projectmedewerker Eddy Verbaan, met wie ik bij een kop koffie (en met uitzicht op de Information Commons waar ik op vrijdag een rondleiding zal krijgen) doorpraat over het project. Mijn beste Engels mag daarbij even overboord, want Eddy blijkt Nederlander - Neerlandicus zelfs - en spreekt graag weer eens zijn moerstaal.

Eddy vertelt me wat meer over de praktische kanten van het project. Het omzetten van uitgangspunten en doelen in een eerste versie van het lesmateriaal blijkt in slechts drie maanden gebeurd te zijn, tussen september en december vorig jaar. Het is in acht 'sessies' verdeeld, die elk een halve dag zouden moeten kosten. Elke sessie bestaat uit
  • Notes, een Worddocument met een overzicht van de inhoud van de sessie;
  • per sessie-onderdeel een PowerPointpresentatie met daarin de leerdoelen van dat onderdeel, de lesstof, de opdrachten en een overzicht van resources; en
  • Activity Sheets, Worddocumenten die kunnen worden gebruikt om de opdrachten uit te werken.
Sessie 7 omvat bovendien mp3-bestanden van interviews met onderzoekers uit verschillende disciplines, transcripten van deze interviews en Worddocumenten met informatie over de onderzoeksprojecten van de geïnterviewden. Omdat een cursus over onderzoeksdatamanagement natuurlijk wel het goede voorbeeld moet geven, heeft Eddy veel aandacht besteed aan een consistente benaming van de bestanden waaruit het lesmateriaal bestaat.

Bij de ontwikkeling van sessie 7 en de case study over de fictieve University of Poppleton (sessie 8) realiseerde de projectgroep zich dat aan meer belanghebbenden dan uitsluitend onderzoekers en liaison librarians aandacht moest worden besteed. Research data management gebeurt immers niet op een onderzoeksgroepeilandje waar af en toe een informatiespecialist naartoe roeit. Onderzoeksfinancier, universitaire ICT-dienst, zelfs P&O kan stakeholder zijn. Dit besef betekende dat het al ontwikkelde materiaal, bijvoorbeeld sessie 2 over the social organisation of research, moest worden aangepast.

Sowieso is het lesmateriaal werk in uitvoering: de feedback van de cursisten uit Sheffield, York en Leeds wordt in het lesmateriaal verwerkt, evenals de uitkomsten van de enquête die gebruikers van het online lesmateriaal invullen. Ik lever een kleine bijdrage door Eddy de aantekeningen te geven die ik heb gemaakt tijdens het doornemen van het lesmateriaal: een typefout, een dode link, en enkele opmerkingen over dingen die mij niet helemaal duidelijk zijn.

Eén van de vragen die ik heb opgeschreven, is waarom bij één of twee opdrachten een modelantwoord wordt gegeven en bij de andere opdrachten niet. Eddy hoort de vraag niet voor het eerst. Ook anderen die het online materiaal op eigen houtje doorwerkten, gaven aan dat ze uitwerkingen van de opdrachten misten. Deelnemers aan de taught courses hebben er geen behoefte aan, waarschijnlijk omdat de opdrachten tijdens een cursusdag plenair worden nabesproken.

Door de gesprekken met Andrew en Eddy ben ik na één dag al aardig wat wijzer over wat er komt kijken bij het ontwikkelen van een onderzoeksdatamanagementtraining voor informatiespecialisten. Als ik vertel dat ik voor mijn collega's een eigen training wil ontwikkelen omdat de vier volle dagen (ongerekend huiswerk) van Data Intelligence 4 Librarians mij een te grote aanslag op hun tijd lijken, reageren zowel Andrew als Eddy met herkenning. Dat vier hele dagen te veel is, hebben zij ook al van hun cursisten uit Leeds en York gehoord. Altijd fijn, bevestiging ;-)

vrijdag 15 maart 2013

RDMRose

036Na een Engels ontbijt zet ik op woensdag 13 maart koers naar de Information School van de Universiteit van Sheffield. Om 10.00 uur heb ik een afspraak met Andrew Cox, Director of Learning and Teaching van de Information School en projectleider van RDMRose. Hij ontvangt me allervriendelijkst en begint, zodra ik zit, te vertellen over de uitgangspunten van het project.

Doel van RDMRose is het ontwikkelen van lesmateriaal over onderzoeksdatamanagement voor informatieprofessionals. Uitdaging daarbij is om dit materiaal zo in elkaar te zetten dat het bruikbaar is voor elke liaison librarian, ongeacht werkomgeving, vakgebied of takenpakket. Daarom is in de training veel plaats ingeruimd voor strategisch denken: reflectie op de rol van de liaison librarian en op de rol van de bibliotheek als geheel in onderzoeksdatamanagement. Deelnemers worden uitgedaagd om niet te wachten op beleid van hogerhand of op de komst van een data repository, maar op zoek te gaan naar wat zij op hun eigen plek vandaag al kunnen doen. "Policy isn't going to solve anything, policy is just twelve points on a piece of paper," aldus Andrew, "we want to work from the bottom up."

RDMRose is geen 'navelstaren voor bibliothecarissen': het tweede belangrijke element van de training is het perspectief van de onderzoeker. Case studies moeten ervoor zorgen dat informatiespecialisten zich (beter) in onderzoekers kunnen verplaatsen. In de training wordt, zeker in vergelijking tot Data Intelligence 4 Librarians, niet zo veel aandacht besteed aan de technische aspecten van onderzoeksdatamanagement. Bestandsformaten, metadata-standaarden, bestandsopslag et cetera kunnen per vakgebied verschillen of op het terrein van anderen dan de liaison librarian liggen. Bovendien weet de projectgroep van dit soort technische zaken zelf minder, bekent Andrew. Hij hoopt dat RDMRose desalniettemin een breder publiek dan uitsluitend liaison librarians zal krijgen.

Het lesmateriaal moet gebruikt kunnen worden in klassikale cursussen, bijvoorbeeld binnen de Information School, maar ook voor self-directed continuing professional development. Dat ik ter voorbereiding op mijn bezoek aan Sheffield braaf alle acht sessies van het online lesmateriaal heb doorgenomen, verrast Andrew. Hij verwacht dat mensen eerder een selectie uit het lesmateriaal zullen maken. Om dat te vergemakkelijken, is op het weblog waar het lesmateriaal staat een self-evaluation tool toegevoegd met de prikkelende titel "Are you RDM ready?" Liaison librarians van de Universiteitsbibliotheek van Sheffield hebben de cursus eind vorig jaar in groepsverband gevolgd, een aantal van hen spreek ik vrijdag. Donderdag maak ik in Leeds de laatste cursusdag van hun collega's uit Leeds en York mee.

maandag 4 maart 2013

Onderzoeksdatamanagementonderzoeksreis

DCC Curation Lifecycle ModelOm een reclameslogan van alweer even geleden te parafraseren: "Zo'n certificaat krijg je niet zomaar, daar moet je wel wat mee doen!" Half januari was ik daarom met enkele collega's van de Bibliotheek van de UvA bij de International Digital Curation Conference (IDCC13) in Amsterdam, waar ik onder meer een workshop Designing Data Management Training Resources bijwoonde. In vervolg daarop ga ik volgende week naar Engeland, om (nog) wijzer te worden over het ontwerpen van trainingen in research data management.

Van 13 tot en met 15 maart ben ik te gast bij de Information School van The University of Sheffield. De i-School voert samen met de universiteitsbibliotheken van Sheffield, Leeds en York het project RDMRose uit. Doel van dit project is het ontwikkelen van lesmateriaal over research data management voor informatieprofessionals. De eerste versie van de online training is in januari van dit jaar gepubliceerd, en op 14 maart woon ik een workshop in Leeds bij om een indruk te krijgen van hoe de 'offline lessen' eruit zien. Daarnaast staat onder meer 'n rondleiding door de hypermoderne Information Commons op het programma.

Op 18 maart ben ik opnieuw bij een workshop, maar dan op de Stratford Campus van de University of East London. Aan UEL loopt tot eind mei het TraD-project, waarbinnen RDM-training voor promovendi ontwikkeld wordt. Daarnaast wordt gewerkt aan supportDM, een training voor informatiespecialisten die gaan meewerken in "a library-led RDM support service." TraD is geïnspireerd door onder meer Data Intelligence 4 Librarians, en wil een aanvulling zijn op RDMRose. Vandaag beginnen de eerste informatiespecialisten-proefkonijnen aan deze training, in de workshop van 18 maart brengen zij verslag uit van hun ervaringen met de eerste module van supportDM en beginnen ze aan de tweede.

RDMRose en TraD worden, met nog eens 25 andere projecten, bekostigd door JISC - kort door de bocht: de Britse evenknie van SURF - in het kader van het Managing Research Data Programme 2011-13. Op 25 en 26 maart komen medewerkers van alle JISCMRD-projecten bij elkaar in Birmingham voor het uitwisselen van ervaringen en voortgangsrapportages. Ik zal daar iets vertellen over onze Amsterdamse RDM-plannen, maar vooral ook weer mijn oor te luisteren leggen om te voorkomen dat wij wiel en buskruit opnieuw uitvinden.

'k Ga de komende weken proberen om 's avonds nog genoeg energie over te hebben om over mijn ervaringen te bloggen: hier op mijn eigen blog in het Nederlands, en/of in het Engels op het kakelverse UvA RDM blog. Mocht dat onverhoopt niet lukken: ga er dan maar van uit dat geen nieuws goed nieuws is en ik na Pasen barstensvol ideeën en inspiratie weer opduik... ;-)