vrijdag 17 mei 2013

Bibberletters

Logo KNAW
Najaar 2008. Ik werk bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden en heb eerder dat jaar samen met een aantal anderen de Week van de Indische Brief georganiseerd: een inzameling van brieven uit Nederlands-Indië rond de presentatie van de documentaire Met ons alles goed. Op het mailadres voor die actie komt een e-mail binnen. De afzender wil graag meer over de inzamelingsactie weten. Twee witregels. Of ik hem die informatie per post wil toesturen, want hij is al in de tachtig en is niet zo handig met computers. Twee witregels. "Misschien kom ik nog eens te weten wat er in de oorlog met mijn broer gebeurd is, die vlieger was in Indië." Twee witregels. Een naam, een postadres.

De gevraagde informatie is snel genoeg gevonden, ik heb nog wat flyers liggen. Maar als ik aan het typen van een begeleidend briefje wil beginnen, blijf ik staren naar die laatste zin. Die staat er als een terloopse opmerking, een à propos dat me wordt meegedeeld zonder dat van mij wordt verwacht dat ik er iets mee doe. De naam van de broer staat er niet bij, geen plaatsnaam, geen verdere aanknopingspunten. Maar... broers hebben in principe dezelfde achternaam. En als deze man niet weet wat er met zijn broer gebeurd is, zou het zomaar kunnen dat deze broer is omgekomen. En dan zou de naam van deze broer in het Slachtofferregister van de Oorlogsgravenstichting (OGS) moeten staan.

'k Gooi mijn browser open, zoek op de website van de OGS het Slachtofferregister op en tik de achternaam van mijnheer in. Als ik de vrouwen, de mannen die in Europa overleden zijn en de mannen bij wie geen luchtmacht-aanduiding staat, schrap, houd ik twee vliegeniers van de Militaire Luchtvaart KNIL over. Ik print beide pagina's uit en doe die bij de flyer in de envelop. In de begeleidende brief beschrijf ik waar en hoe ik deze informatie gevonden heb.

Een paar weken later vind ik in mijn postvak een envelop met daarop in bibberig handschrift mijn naam en het adres van het KITLV. Erin zit een briefje in hetzelfde bibberpootje: op één van de twee printjes heeft meneer de naam van zijn broer herkend. Hij gaat zijn kleinzoon vragen om hem te helpen om via de computer meer te weten te komen.

Maar wacht even... nu ik weet welk van de twee printjes betrekking heeft op de broer van meneer, weet ik ook dat die is omgekomen bij de Japanse verovering van Borneo, want dat staat in het Slachtofferregister. En ik zit, bijna letterlijk, op de grootste bibliotheek met betrekking tot Nederlands-Indië ter wereld. Daarin móet meer informatie te vinden zijn. Ik duik in de catalogus van het KITLV en vind een boek uit 1987 over de operaties van de ML-KNIL in Borneo in 1941-1942.

Niet veel later heb ik het boek in handen. Als ik het chronologisch opgezette boek doorblader naar het hoofdstuk waarin de overlijdensdatum valt die ik in het Slachtofferregister gevonden heb, kom ik tot mijn stomme verbazing bij een paginalange reconstructie van de laatste vliegtocht van de man. Waar hij opsteeg, met welk doel, hoe laat zijn collega-vliegers voor het laatst iets van hem hoorden, waar en waarom hij moet zijn neergestort, en dat zijn toestel nooit is teruggevonden. Ik schrijf een nieuwe brief aan mijnheer waarin ik vertel wat ik gevonden heb en hem aanraad het boek via zijn lokale bibliotheek aan te vragen.

Zo af en toe, bij voorjaarsschoonmaak of najaarsopruimwoede, kom ik 'r weer eens tegen: de kerstkaart die maanden later in mijn postvak lag. Een kaart waarvan er zo op het oog dertien in een dozijn gaan, op de voorkant een foto van een brandende kaars en rode kerstballen. Maar aan de binnenkant een driemaal stevig onderstreept "dank u wel". In bibberletters.

---
Mijn oud-collega's van het KITLV en van het NIOD kunnen je soortgelijke ervaringen vertellen. De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) vindt dat KITLV en NIOD met andere instituten moeten opgaan in een Humanities Centre. Dat de collecties van deze instituten en de mensen die deze collecties door en door kennen wel naar een achterafplek in Amsterdam kunnen verhuizen. Dat de onderzoekers maar in gedigitaliseerde bronnen moeten gaan speuren naar "patronen en wetmatigheden." Als deze plannen doorgaan, zie ik maar één patroon ontstaan: dat mensen voor wie het antwoord op hun vraag naar wat er in de oorlog gebeurd is van levensbelang is, dat antwoord niet meer krijgen. Daarom steun ik het NIOD in zijn verzet tegen deze onzalige plannen.