zondag 17 juli 2011

Spelen met LinkedIn: InMaps

Mijn InMapAltijd al eens willen weten hoe jouw netwerk op LinkedIn er nu eigenlijk uitziet? Zien wie met wie verbonden is, zonder eindeloos door profielen te hoeven klikken? Dat kan. In januari van dit jaar kwam LinkedIn Labs, de ontwikkelafdeling van LinkedIn, met InMaps.

InMaps inventariseert wie in jouw LinkedIn-netwerk zitten, spoort relaties tussen je contacten op, groepeert hen op basis van die relaties in clusters, en geeft elk cluster een kleur. Het resultaat: een kleurrijk kluwen van bolletjes en lijnen, waarin elk bolletje staat voor iemand uit je LinkedIn-netwerk, elke lijn voor een relatie tussen twee personen en elke kleur voor een andere groep uit wat ze bij LinkedIn your professional world noemen.

De grootte van een bolletje is een indicatie van het aantal connecties dat iemand binnen een cluster heeft. Door een bolletje aan te klikken, worden zijn of haar verbindingen met andere personen in jouw netwerk uitgelicht. Aan de rechterkant van je scherm verschijnt de LinkedIn-informatie van de aangeklikte persoon, met daaronder een overzicht van de connections die je met hem of haar deelt.

Linksonder vind je een legenda met daarin de gebruikte kleuren. Aan elke kleur kun je een label toekennen, de common denominator van het cluster. In veel gevallen zal dit een werkgever of een universiteit zijn. Omdat deze gegevens vaak in een LinkedIn-profiel staan, zijn deze clusters geen grote verrassing. Op mijn InMap doken echter ook clusters op die niet direct tot mijn LinkedIn-profiel te herleiden zijn: mensen die ik uit de Vereniging van Christen-Historici en uit mijn kerkelijke gemeente ken. InMaps weet weliswaar niet hoe ik hen ken, maar plaatst hen wel bij elkaar in een cluster.

Je kunt de map delen via LinkedIn (duh), Facebook, Twitter of 'n weblink. De mensen die jouw InMap bekijken, kunnen niet zien welke naam er bij welk bolletje hoort. Wel zien ze de labels die jij aan de verschillende kleuren hebt gegeven. Je InMap wordt - technische hobbels bij LinkedIn daargelaten - elke week geupdate. InMaps is nog niet bruikbaar voor mensen met een heel klein of heel groot netwerk (minder dan 50 of meer dan een paar honderd contacten), en embedden gaat ook nog niet. Maar 't is een leuk speledingetje, bijvoorbeeld als je vakantie hebt ;-)

vrijdag 8 juli 2011

Mashups

Na een bijeenkomst over mashups - zie mijn verslag op het UBA-weblog - ging de brainstorm vandaag op Twitter nog even door. Alsof het zo moest zijn, kwam ik tegen het einde van de brainstorm via een andere tweet een applicatie op het spoor voor het embedden van tweets in blogposts. Daad, woord, voilá...

zondag 3 juli 2011

Social networking for libraries

Social Networking PrimerIedereen die wel eens iets geschreven heeft dat in druk verscheen, weet hoeveel tijd er verstrijkt tussen toetsenbord en plank in de boekwinkel. Vervelend gevolg daarvan kan zijn dat wat je schrijft al verouderd is als het je eerste lezers bereikt. Om dat te voorkomen, kun je – grofweg – twee dingen doen. Een blog beginnen in plaats van een boek schrijven. Of een onderwerp kiezen dat niet ál te veranderlijk is. Social network sites zijn misschien niet de beste keuze...

Dat gezegd zijnde: de introductie van A social networking primer for libraries van Cliff Landis kan probleemloos mee in 'n herdruk, want aan de definitie van social network sites als "web-based services that allow individuals to (1) construct a public or semi-public profile within a bounded system, (2) articulate a list of other users with whom they share a connection, and (3) view and traverse their list of connections and those made by others within the system" zal vermoedelijk weinig veranderen.

In hoofdstuk twee zet Landis op een rijtje welke social network sites er zoal zijn, hoe je er één kiest voor je bibliotheek, welke vragen je van management en collega's kunt verwachten, wat het nut van een social media policy kan zijn, en waarvoor je je profiel of pagina kunt gaan gebruiken. Daarbij ontziet Landis zijn vakgenoten niet: "Librarians are control freaks, by nature. We're used to information control, controlled vocabulary, and strict hierarchies of organization. (...) This technique might work for the social network sites, but it usually ends up with a profile that is cold, static and inhuman" (p. 21). Warm, in beweging en menselijk, ok, got it ;-)

Hoofdstuk drie bevat stapsgewijze instructies voor MySpace (pp. 23-41) en Facebook (pp. 42-65), van het inrichten van een profiel tot het maken van zg. apps. Daardoor zou dit het meest praktische hoofdstuk moeten zijn. De neergang van MySpace en de vele veranderingen op Facebook maken het in plaats daarvan een hoofdstuk dat je beter kunt overslaan: veel van wat erin staat, klopt niet meer, en dingen die je zou moeten weten, staan er niet in. Hoeveel tijd er in dit geval tussen toetsenbord en winkelplank zat? Dit boekje kwam uit in april 2010, maar de Like-functie, in februari 2009 door Facebook geïntroduceerd, komt er niet in voor.

Ergens in hoofdstuk drie stelt Landis dat 'n profiel op een online sociaal netwerk "not a replacement for the library's Web site but instead an added point of discovery and entry to using the library's resources" is. De tips die hij in hoofdstuk vier geeft, zijn echter ook prima richtlijnen voor 'gewone' websites van bibliotheken: "keep it user-centric, offer something of value, give them an experience, make it interactive, make it memorable, make it shareable, and keep it up" (pp. 75-76). De praktische wenken over etiquette, toon, taalgebruik en gedrag in hoofdstuk vijf en de tips voor het meten van succes in hoofdstuk zes zullen evenmin snel gedateerd raken.

Ergo: als je 'n boekje wilt schrijven over een 'daterend' onderwerp, zorg dan dat je goed bent in het maken van sandwiches ;-)

Cliff Landis, A social networking primer for librarians (The Tech Set 7)
USA: Neal-Schuman Publishers, Inc., 2010
ISBN 978-1-55570-704-0
A social networking primer for libraries (The Tech Set 7)
UK: Facet Publishing, 2010
ISBN 978-1-85604-727-2